Wat ik leuk vind aan 'moeilijke' spellen
Op deze website mogen we ons graag richten op de sociale kant van bordspellen. We zingen de lof van spellen die sfeer en verbroedering brengen. De laatste tijd spelen we echter steeds vaker ook 'moeilijke' spellen. Spellen die opperste concentratie vergen en ons brein danig aan het werk zetten. Elin dook de boeken in om uit te zoeken waarom. Wat halen we toch uit die pittige breinkrakers?
Toen ik deze website begon, had ik net mijn spellenfeest gegeven en was ik gefocust op laagdrempelige spellen. Ik zocht naar spellen die sfeer, verbroedering of rust brengen en schreef daar meerdere stukken over. Het is ook de gedachte achter deze website: aandacht voor de sociale kant, de gevoelskant van bordspellen. We proberen natuurlijk ook een beetje mensen over de streep en into de hobby te trekken. We weten: dan moet je niet met al te moeilijke spellen aankomen.
De laatste tijd heb ik alleen steeds meer zin in dat soort spellen. Spellen die opperste concentratie vergen, mijn brein doen kraken en mijn oksels doen zweten. Spellen waar ik zo op focus, dat ik mijn medespelers haast vergeet en amper met ze praat. Niet al te sociaal en laagdrempelig dus. Ik kan ze ook niet zo maar met iedereen spelen: het vergt een ervaren tegenspeler om een goede speelervaring te hebben. Wat trekt me toch zo aan in moeilijke spellen? Ik kon het aanvankelijk niet zo goed verklaren.
Pittig plezier
Game designer en onderzoeker Jane McGonigal kan dat gelukkig wel. In Beter dan echt: Hoe games ons gelukkiger, slimmer en socialer maken (2011) legt ze uit wat gaming zo immens populair maakt en wat we daarvan kunnen leren. De werkelijkheid zou meer als een game moeten zijn, betoogt ze. Ze haalt onderzoek over motivatie, welzijn en werkgeluk aan om dat te onderbouwen (zie haar TED Talk hier). Het leuke is dat veel van wat ze zegt ook van toepassing is op bordspellen. Sinds ik het gelezen heb, snap ik bovendien beter wat me naar die moeilijkere spellen trekt.

De sleutel zit volgens McGonigal in onze behoefte aan “pittig plezier”, oftewel “hard werk waar we zelf voor kiezen”. Wat we doorgaans zien als ontspanning en vertier – tv kijken, snacken, een beetje surfen op het internet – geeft ons in werkelijkheid een negatief gevoel. Uit een reeks ervaringssteekproeven – studies waarbij respondenten op gezette tijden moesten aangeven wat ze aan het doen waren en hoe ze zich daarbij voelden – blijkt dat mensen zich bij ‘ontspannende’ activiteiten “minder gemotiveerd, minder zelfverzekerd en minder betrokken” voelen. Het gelukkigst voelen we ons juist als we hard aan het werk zijn. Als we flink worden uitgedaagd en ons daarin competent voelen. De psycholoog Mihály Csíkszentmihályi bedoelde iets soortgelijks toen hij het concept ‘flow’ introduceerde: we ervaren een sterk geluksgevoel als we functioneren op de toppen van ons kunnen. In de woorden van Harvard hoogleraar Tal Ben-Shahar: “We zijn veel gelukkiger als we onze tijd verlevendigen dan als we de tijd doden.”
Overbodige hindernissen
Spellen zijn de ideale vehikels om onze tijd te verlevendigen, aldus McGonigal. Ze stellen ons een duidelijk doel, waarmee ze de aandacht focussen en ons een ‘sense of purpose’ geven. Ze hanteren regels die ons inperken, waardoor we creatief en strategisch moeten denken. Ze geven steeds feedback op onze handelingen, wat ons aanzet tot zelfverbetering. En ze zijn vrijwillig, waardoor de spelomgeving veilig en prettig voelt. Een spel laat zich, aldus McGonigal, het beste omschrijven als “een vrijwillige poging om overbodige hindernissen te overwinnen.”
Dat is interessant. Overbodige hindernissen – dat vinden we blijkbaar leuk. Maar waarom in vredesnaam? Verlangen we niet juist naar minder hindernissen? Gezien de toenemende technologie zou je dat eerder verwachten. We besteden veel geld aan apparaten die steeds complexere taken van ons overnemen. We lijken op zoek te zijn naar zoveel mogelijk efficiëntie en zo min mogelijk gedoe.
Daar worden we alleen niet per se gelukkiger van, stelt McGonigal. Het tegenovergestelde van ‘play’ is niet ‘work’, beklemtoont ze. Dat is depressie. Ze legt uit:
“Als we depressief zijn, luidt de klinische definitie, hebben we last van twee dingen: een pessimistisch gevoel van tekortschieten en een moedeloos makend gebrek aan activiteit. Als we deze twee kenmerken zouden omkeren zou dat iets opleveren als: een optimistisch besef van onze eigen vaardigheden en een opwekkende roes van activiteit. Er bestaat geen klinisch-psychologische term die deze positieve toestand beschrijft. Maar het is een perfecte beschrijving van de emotionele toestand tijdens het spelen van een game.”
Hetzelfde geldt voor bordspellen, zou ik zeggen.
Toppen van je kunnen
Ik voelde het al tijdens Great Western Trail (lees mijn artikel daarover hier) en afgelopen weekend weer toen ik Viticulture en Orléans speelde: heerlijk hoe die spellen mijn brein aan het werk zetten. Ik vind het gewoon lekker een spelsysteem te doorgronden en daar een paar uur voor uit te trekken, liefst tegen spelers die aan me gewaagd zijn. Soms worstel ik en raak ik gefrustreerd of zie ik tegen zo’n moeilijker spel op, maar als m’n hersens weer op volle toeren draaien, zit ik gewoon te genieten. Ondanks de moeite die het kost.
“Net als wanneer je schrijft,” merkt mijn man op als ik hem dit voorlees. “Je zit altijd enorm te worstelen en dan roep je dat je het stom vindt. Maar dan heb je het af en lijkt het alsof je een prijs gewonnen hebt. Zo voldaan ben je dan.” Ja, dat is wel zo.
Niet dat je nou per se Great Western Trail of Orléans moet gaan spelen. Dat zijn toevallig spellen die op dit moment het uiterste van mij vergen. Jouw toppen liggen misschien heel ergens anders. En tuurlijk, beginnende spelers moeten hun vaardigheden nog ontwikkelen. Die moet je niet gelijk een Gloomhaven of Scythe voorschotelen. Spellen als Monikers of Wat Schets Je Me Nou?! zijn dan geschikter, omdat iedereen ze aankan. Party games boren sowieso een ander register aan: dat van spontane, gekscherende creativiteit, van het gezamenlijk uit je schulp kruipen. Dat mag ik ook nog steeds graag doen.
Ik ben me dus gaan realiseren, dat spellen twee doelen kunnen dienen. Sommige spellen bieden een prettig sociaal kader, waarin spelers zich veilig voelen en samen lol kunnen hebben. Andere spellen zijn een prettig tegengif in een tijd dat inactiviteit op de loer ligt. Een tijd waarin we al te veel hindernissen uit de weg hebben geruimd en we die diepe voldoening van pittig, zelfverkozen werk nog wel eens missen. Dan mag een spel best moeilijk zijn, dacht ik zo.
Ik heb het nog niet eens over ‘fiero’ gehad, het Italiaanse woord voor ‘trots’. Dat schijnt een van de krachtigste emoties van de mens te beschrijven en veel in spellen terug te komen. Volgende week op Spellen Zonder Stekker: wat fiero precies is en in welke spellen je het vindt.