aan tafel

Net als bij films, tv-series en romans werkt een spel het beste als er een goed verhaal in zit. Dat verhaal zit trouwens niet, zoals je zou denken, in het spel zelf. Het zit hem meer in de player experience, de ervaring die de speler tijdens het spelen heeft. Volgens Jeff Tidball, spelontwerper en filmacademicus, bestaat een goede speelervaring uit drie akten: een rustig begin, een stormachtig midden en een bloedstollend eind. (Dat schrijft hij in dit boek).

Ik zat hier aan te denken toen ik laatst Great Western Trail speelde. Great Western Trail is wat je noemt een ‘zwaar’ spel: meerdere, interacterende spelmechanismen, tafelvullende spelonderdelen en rond de twee uur speeltijd. De laatste tijd ben ik vooral gericht op toegangsspellen (komt binnen, nieuwe speler!) en blijven dit soort zwaardere spellen bij ons liggen. Mijn man klaagde er al een tijdje over. Het is de vloek van de spellenverzamelaar: je duurste spellen speel je het minst. Goed, goed, zei ik. We nodigen twee doorgewinterde bordspelers uit en gaan er eens goed voor zitten.

Lorène en Vinayak meldden zich, we speelden Imhotep – ook geen lichte jongen – en stalden toen het grote spel uit. Dat alleen al duurde een half uur. Ik dacht, wat heb ik hier ontzettend GEEN zin in.

De eerste akte: setting the stage
In de eerste akte verkennen spelers de grenzen van het spel. “Battle lines are drawn,” legt Tidball uit,  “and the players understand the dimensions of the conflict.” Je verkent het spelsysteem, probeert verschillende strategieën uit en kijkt wat je tegenstanders zoal doen. Beurten verlopen traag en de spanning is nog ver te zoeken, maar als het goed is, wordt hier de basis gelegd voor een spannende tweede akte. Iedere speler werkt toe naar een eigen strategie (of in een coöperatief spel, een gezamenlijke strategie) en is dan klaar voor de versnelling.

Bij ons duurde dat lang. De bordspelvrienden kenden het spel nog niet en Martijn nam beurt voor beurt, ronde voor ronde geduldig de spelregels met ze door. “Je neemt dus elke ronde vier koeienkaarten op handen, die je onderweg kunt inwisselen voor betere. Hier kun je nieuwe koeien kopen, daar cowboys, stationschefs en bouwmeesters, of je bouwt nieuwe tussenstops…” Ik gleed langzaam weg. Wat duurde dit allemaal lang. Vonden onze vrienden het überhaupt nog wel leuk? Ze keken ernstig. Na twintig minuten zei ik voorzichtig: “Misschien dat we toch een korter spel moeten doen?” Martijn keek me met een stalen blik aan. “Ik heb dit ding niet voor niks opgezet.” “Nee, goed, maar de volgende keer…” “We gaan nu verder, ja?”

We speelden verder. We doen dit voor de lol, dacht ik grimmig.

De tweede akte: the struggle for victory
In de tweede akte komt het spel in een stroomversnelling. Spelers hebben een strategie in het vizier en beginnen daar de vruchten van te plukken. Beurten worden gretiger gepakt, wangen kleuren rood en de tijd vliegt voorbij. De koppositie wisselt dan nog regelmatig. Tidball: “Gameplay’s second act – its middle – is the meat of the struggle for victory. Each player constantly strives to establish a compelling and enduring edge over the others, so he can make a final push for victory.”

En dat is dus wel grappig, want opeens begon mijn strategie te werken. Ik had mij toegelegd op chique koeien en een vloot cowboys, per toeval eigenlijk, en begon hoge scores te halen. Dat bracht me op het puntje van mijn stoel. Toch best spannend, dit spel. De bordspelvrienden sloegen eveneens hun vleugels uit. Ze hadden Martijns aanwijzingen niet langer nodig, verloren hun ernstige blik en kregen dollartekens in hun ogen. De ronden vlogen voorbij. We vergaten de popcorn, de cola, ja, zelfs de wijn. En de kinderen trouwens.

Great Western Trail heeft veel persoonlijke ruimte nodig

De derde akte: the push for victory
In de derde akte is het alles of niets. Spelers doen verwoede pogingen om die laatste, cruciale slag te slaan. Wat eerst een stroomversnelling was, wordt nu een race tegen de klok. Tidball legt uit: “Gameplay’s third act – its end – is the push for victory. One player, or several players in succession, either try and fail or try and ultimately succeed in sealing the deal and ending the game with their own victory.” In een goed spel blijft het tot het einde spannend wie er met de winst vandoor gaat.

De laatste rondes op ons grote westerse spoor verliepen in razend tempo, omdat iedereen nog zoveel mogelijk gedaan wilde krijgen. Martijn bouwde nog gauw zijn laatste tussenstop, Vinayak kocht twee koeien tegelijk, Lorène snaaide een indianentent en ik wist net een missiekaart te halen. BAM! Spel voorbij. Adem uit. Nu was het tellen geblazen. In Great Western Trail kun je op zo’n tien manieren punten scoren, dus is de winnaar pas na telling duidelijk. Klinkt saai, is het niet. Iedereen zit juist supergefocust te luisteren naar de deelscores die voorbij vliegen. De ene scoort hier op, de ander weer daar op. Hoe steek je af tegen de rest?

Natuurlijk vond ik het belangrijker dat mijn vrienden het naar hun zin hadden. Dat ze zich een beetje competent voelden in dit nieuwe spel. Ik was eigenlijk niet zo bezig geweest met mijn totaalscore. Ik had ook niet het idee dat ik een kans maakte, omdat ik zo schoorvoetend was begonnen. Maar nu ik ineens verreweg de meeste punten bleek te hebben – het doet er niet toe, hoor, maar ik had 114, de nummer twee 89 – was dat toch wel, hoe zeg je dat, een fijne ontknoping. Bleek ik zomaar de hoofdpersoon in dit verhaal!

Nee maar, wacht, winst of verlies maakt natuurlijk niet uit (114 zei ik, ja, ik vond het zelf ook wel bijzonder). Een spel is een buddy-movie. Toen de strijd eenmaal gestreden was, wisselden we ervaringen uit als strijdmakkers na een veldslag. “Die koeien leveren zoveel op!” “Ik dacht, die missiekaart, die laat ik toch maar zitten.” “Ik dacht dat jij ook dat stationnetje wilde, dus ik helemaal haasten, maar toen…” “Zo’n leuk spel dit!” We stonden na te hijgen van de spanning. Ietwat bedwelmd en verdwaasd verlieten we de tafel, plukten we de kinderen achter drie (drie!) verschillende schermen vandaan en haastten de vrienden zich naar huis.

Als ik dit stuk voorlees aan mijn oudste zoon, begint hij bij dit stuk te lachen. Hij zegt: “Dat is zo fijn als jullie een zwaar spel gaan spelen. Dan hebben jullie helemaal niet door hoe lang wij al aan het kijken zijn!” Hm.

De zin van zwaardere spellen
Ik hoor mensen wel eens zeggen dat (computer)games beter zijn dan film of tv, omdat je invloed kan uitoefenen op het verhaal. De game Outlast is bijvoorbeeld veel enger dan een horrorfilm, omdat je er echt in zit. Soms mis ik die intensiteit in een bord- of kaartspel. Je staat er nou eenmaal meer buiten. Tuurlijk, dat wordt goed gemaakt door de sociale interactie, door het feit dat je meer met elkaar bezig bent dan als je zou gamen (laat staan tv kijken). Maar of het spel zelf je nou naar binnen zuigt?

Dat komt dus doordat ik minder complexe spellen heb gespeeld. Een langer, zwaarder spel biedt die intensiteit wel degelijk. Dan is het of je met elkaar op reis gaat, bergen en dalen trotseert en schouder aan schouder de eindstreep haalt. Wie dan gewonnen heeft, is eigenlijk bijzaak. Toegegeven, die eerste akte vind ik moeilijk, omdat ik dan nog geen grip heb op het spel. Ik kan de verleiding om te stoppen soms bijna niet weerstaan. Maar is het een goed spel, dan komt het vanzelf op stoom en zit ik er helemaal in. Dat is het met zo’n langer spel: je stopt er meer van jezelf in, waardoor het ook meer voldoening geeft op het eind.

Ik ben blij het te merken, want we hebben nogal wat van die spellen in de kast staan. Het is een van die dingen waar mijn man vaker zin in heeft dan ik. Gelukkig weet ik weer dat een lang spel, een goed lang spel je naar binnen zuigt en na afloop weer uitspuugt. Man, wat heb je dan geleefd.

Oh ja, Great Western Trail: dat is dus een goed spel.